Onzekerheid (vervolg)
Onzekerheid (vervolg)
Vorige week schreven we een ‘precensie,’ een recensie van een recensie van het boek ‘Unsettled’ door Steven Koonin. We eindigden met de vraag: ‘beste Steven, stel nu dat je gelijk hebt en het klimaat is niet zo gevoelig voor onze CO2-uitstoot, wat moeten we dan wél doen?’ Op 4 mei kwam het boek uit; ik ben meteen naar het einde gebladerd om het antwoord te zoeken. Ik kan u geruststellen. Koonin is geen klimaatontkenner. Integendeel. Zijn ‘meest aannemelijke scenario’ zal de oprechte klimaatalarmist * slapeloze nachten bezorgen.
*Weet u een goed woord voor het tegenovergestelde van een ‘klimaatskepticus?’
Laat ik met een paar grote sprongen proberen zijn verhaallijn samen te vatten.
‘Ik ken geen enkele expert die bestrijdt dat de toename in de concentratie van CO2 de afgelopen 150 jaar vrijwel geheel is toe te schrijven aan menselijke activiteiten,’ zegt hij. En: ‘Er is geen kwestie dat onze emissie van broeikasgassen, met name CO2, een verwarmende invloed heeft op de planeet.’
Nou, dat is duidelijk. Maar dan. Kijkend naar de meest gebruikte metingen van de wereldtemperatuur (hierboven een voorbeeld) zie je: tussen 1900 en 2020 steeg de wereldtemperatuur met 1,1ºC, oftewel 0,09ºC per jaar. Maar tussen 1980 en 2020 was de opwarming twee keer zo snel. Daarentegen was de opwarming negatief tussen 1940 en 1980 (-0,5ºC) en tussen 1910 en 1940 was de toename weer bijna het dubbele van het gemiddelde (0,17ºC). De stijging of daling loopt niet parallel met de groei van de wereldbevolking en menselijke activiteit. In 1900 was de wereldbevolking een vijfde van nu; zelfs in 1950 nog maar een derde van de huidige bijna 8 miljard.
Dus: ja, er is meer CO2 in de atmosfeer; ja, die warmt het klimaat op; en ja, het is onze schuld. Maar hoe erg is het dan?
Koonin besteedt een groot deel van zijn boek aan het duidelijk maken van de immense complexiteit van het klimaat, en hoe moeilijk het is om vast te stellen hoe groot de invloed van menselijke activiteit is. Albedo, waterstof, methaan, de oceanen, allemaal bekend terrein voor wie een beetje heeft doorgelezen over klimaat. (Een paar krentjes: methaanuitstoot is voor de helft toe te schrijven aan landbouw (rijstteelt is heftig) en het zijn niet windende maar boerende koeien die methaan uitstoten. Ontbossing vermindert CO2 absorptie, maar verbetert het albedo van de Aarde.)
Koonin gebruikt de rapportages van de IPCC (het klimaatpanel van de VN) om aan te tonen dat paniekverhalen over zeespiegelstijging, bosbranden en economische catastrofes allemaal niet zijn te herleiden tot die wetenschappelijke studies; de krantenkoppen zijn interpretaties, en ook selectief. Op al die punten wordt onnodige paniek gezaaid door selectief citeren uit wetenschap.
Koonin slijpt de messen als hij begint over de voorspellingen van het IPCC (modelleren is één van zijn vakgebieden.) Het modelleren van het klimaat, het extrapoleren van trends, zit vol valkuilen. De modellen, daar heeft hij weinig vertrouwen in en hij legt rustig uit waarom.
Goed, genoteerd. Doet niets af aan het begin: de aarde warmt op en het is onze schuld. Wat moeten we doen? Misschien heeft Koonin gelijk en valt het mee; maar is dat een reden om niets te doen?
In het fameuze klimaatakkoord van Parijs van 2015 – waar Donald Trump zich uit terugtrok en waar Joe Biden net weer is ingestapt – beloven de landen van onze planeet dat ze hun best zullen doen om de stijging van de wereldtemperatuur onder de 2ºC te houden. (Ten opzichte van wat, trouwens, vraagt Koonin terecht. Parijs zegt: het ‘pre-industriële niveau,’ dus 1800.)
Dit nu is volstrekt onmogelijk, zegt Koonin. ‘Toen ik voor BP werkte, leerde ik te zeggen “het is een uitdaging.” Toen ik voor de overheid werkte, was het “een kans.” Nu ik academicus ben en vrijuit kan spreken, zeg ik: het is praktisch gesproken onmogelijk.’
Om te beginnen is uitstoot niet wat het broeikaseffect veroorzaakt; het is de concentratie van CO2 in de atmosfeer. ‘Zestig procent van CO2 vandaag uitgestoten is over twintig jaar nog steeds in de atmosfeer; 30-55 procent is er nog over een eeuw; 15-30 procent blijft duizend jaar hangen.’ Verminderen van CO2-uitstoot leidt nauwelijks tot vermindering van het broeikaseffect; totale stopzetting levert pas na decennia effect. (Methaan heeft ook invloed, heftiger maar met kortere levensduur.)
Tweedens: vermindering van uitstoot is een nobel doel, maar praktisch onhaalbaar.
- Om de invloed van menselijk gedrag op het klimaat te stabiliseren, zou volgens de cijfers van het IPCC de CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking moeten dalen tot minder dan een ton, in 2075. In 2015 waren de cijfers: 6 ton per persoon in Europa, 17 ton in de VS, 6 ton in China
- Om de temperatuurstijging te beperken tot 2ºC in 2075, zegt het IPCC, moet het verbruik van fossiele brandstoffen in dat jaar in de hele wereld totaal zijn uitgebannen. Nul. Dus: iedere auto elektrisch, iedere elektriciteitscentrale in de hele wereld op kernenergie, alle scheepvaart op atoomreactoren, vliegtuigen op waterstof …. ziet u het voor u?
- energieverbruik stijgt met toenemende economische activiteit. De ontwikkelende landen – die vinden dat ze zich mogen ontwikkelen, en wie zou ze dat recht willen ontzeggen? – vergroten hun welvaart met toenemend energieverbruik. Over de gehele 21ste eeuw gemeten zal de cumulatieve uitstoot van ‘ontwikkelende landen’ groter zijn dan die van de ‘ontwikkelde’ landen (zeg maar de OESO)
- Ter illustratie: stel dat alles gelijk blijft, en alleen de CO2-uitstoot van India groeit, tot het niveau van zeg maar Japan; dan zou de werelduitstoot toenemen met 25%.
- Wereldwijde vermindering van CO2-uitstoot kan alleen met wereldwijd beleid. Anders verhuizen CO2-intensieve activiteiten van land naar land.
De drie grote bronnen van CO2 zijn: transport, elektriciteit en industrie. Alle drie draaien in meer of mindere mate op energie van fossiele brandstoffen. Energiesystemen veranderen langzaam, omdat de investeringen groot zijn en over decennia moeten worden terugverdiend. Koonin legt uit hoe ingewikkeld het is om te veranderen, laat staan significant te veranderen. Er zijn strijdige belangen, immense investeringen, technische hordes.
Zelfs, zelfs als de VS erin slaagt om CO2-neutraal te worden – dan zou dat voor het klimaat weinig uitmaken. De VS stoot maar 13% van de CO2 uit (de EU 10%.) En de al geproduceerde CO2 blijft nog decennia hangen.
Dus meneer Koonin – wat te doen?
Zijn antwoord: Geo-engineering, CO2 opvang en adaptatie.
Geo-engineering, daar weten Bicker-lezers genoeg van. Als u het vergeten bent kunt u het opzoeken in het Bicker-archief. Het is controversieel, en nadat hij de bezwaren heeft uitgelegd is Koonin agnostisch. Laten we er maar even mee wachten, zegt hij.
CO2 uit de lucht halen? Duur, op dit moment. Om een derde van de huidige CO2-uitstoot af te vangen zou een biljoen (duizend miljard) dollar per jaar kosten. En waar laat je al die kooldioxide?
Resteert: aanpassen. De dijken verhogen, in Nederlandse termen. ‘Dit is niet wat ik denk dat we moeten doen; dit is wat ik denk dat we gaan doen,’ zegt Koonin, al het voorgaande in aanmerking genomen.
‘Aanpassing’ heeft veel aantrekkelijke kanten. Je kunt klein beginnen en opschalen. Je kunt maatregelen toesnijden op je eigen land, je eigen plek op de aardbol. Er is geen wereldwijde consensus a la Parijs voor nodig. We zijn het gewend: in Nederland bouwen we al eeuwen lang dijken. Er leven mensen op de evenaar, er leven mensen in de Poolcirkel. Het kan. Inwoners van zuid-Californië hebben hun leven aangepast om voorbereid te zijn op de aardbevingen.
Is dat alles? Koonin zegt niet dat we dus maar alles op zijn beloop moeten laten. Ombuiging van onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen is een goede zaak. Maar omdat die menselijkerwijs niet kan leiden tot zero uitstoot, is het goed om tegelijkertijd de dijken op te hogen.
Koonin is professor in theoretische natuurkunde. Hij heeft een doctoraal van MIT. Hij doceerde van 1975 tot 2004 aan het California Institute of Technology (Caltech); werkte vijf jaar voor BP; drie jaar als onderminister van het Ministerie voor Energie onder Barack Obama; en sinds 2012 is hij verbonden aan New York University.