De Eurocrisis is over. Zozo.
Beide presidenten van Europa, Barroso en Van Rompuy, zeggen het: ‘de crisis is voorbij.’ Als politici elkaar gaan feliciteren dat wordt het tijd om roet in de choucroute te gooien. Dat deed Jens Weidmann, voorzitter van de Bundesbank, in een interview vorige week. De oorzaken van de crisis zijn nog steeds niet weggenomen. Columnist Gregorius Brandewijn kiest de zijde van Weidmann en legt uit waarom.
Europa heeft nu een ‘Unie’ met één Europese munt. Nou ja, een munt die 18 van de 28 bij de Europese Unie aangesloten landen gezamenlijk gebruiken. Het Verenigd Koninkrijk en Denemarken willen die munt niet. De andere EU-landen die zich hebben verplicht om de euro in te voeren, staan niet te trappelen: Zweden en Bulgarije die al wel aan de toetredingscriteria voldoen, kijken de kat uit de boom en dat wordt stilzwijgend toegestaan; Polen, Tsjechië, Hongarije, Roemenië, Litouwen en het onlangs geworden Kroatië moeten zich nog bewijzen, maar zijn voorlopig blij dat ze de euro nog niet hebben. (Dankzij de eigen munt ontsprong Polen een recessie.)
De moderne westerse verzorgingsstaat is gebaseerd op het idee dat overheden ongebreideld geld kunnen uitgeven, want wat ze niet via belastingheffing binnen krijgen kunnen ze lenen. Om dit systeem in stand te houden, moet echter aan één voorwaarde worden voldaan. Regeringen moeten het vertrouwen behouden van beleggers. Daarom was euro bij zijn invoering in 2002 gekoppeld aan een Stabiliteits- en Groeipact; de afspraak dat overheidsuitgaven de overheidsinkomsten niet met meer dan 3 procent van het BNP mochten overtreffen en dat de totale staatschuld per land niet meer dan 60 procent van het BNP mocht zijn. Die afspraken werden meteen met voeten getreden. Eerst door Duitsland en Frankrijk, later op veel grotere schaal door Griekenland en inmiddels door iedereen.
De echte crisis is een vertrouwenscrisis
Zo kregen we de ‘eurocrisis’. Politici doen hun uiterste best om de fabel te verkondigen dat die crisis was veroorzaakt door bankiers, die gedreven door hebzucht veel te grote risico’s zouden hebben genomen. Maar de echte crisis is deze: het gebrek van vertrouwen van de financiële markten, de onmisbare geldschieters, in de Europese landen apart en gezamenlijk om een financieel geloofwaardig beleid te voeren.
Enfin, nu in 2014 is die crisis over. Herman van Rompuy weet al dat de economie in alle 18 landen die de euro als munt gekozen hebben in 2014 weer zal groeien. (Behalve in Slovenië en op Cyprus, maar die twee ‘landen’ hebben bij elkaar minder inwoners dan Zuid-Holland.) Ook onze andere president, de voormalige leider van de maoïstische partij in Portugal José Manuel Barroso, is ervan overtuigd dat alles goed gaat. Dat is te danken aan de derde euro-president, die van de Europese Centrale bank. Deze voormalige Goldman Sachs-employee, genaamd Mario Draghi, heeft vorig jaar gezegd genoeg euro’s te zullen drukken om alle in euro’s luidende staatsleningen te zullen kopen die beleggers kwijt willen. Met die garantie op zak hielden beleggers die leningen vast, tot ze een betere aanwending van hun geld kunnen bedenken.
Maar economie is een denksport met nog onvoldoende voorspellend vermogen om al een echte tak van wetenschap te mogen heten. Weer een andere president, Jens Weidmann van de Bundesbank, zei in een interview op 1 januari exact het tegenovergestelde: ‘De eurocrisis is lang niet voorbij. (…) het kan nog jaren duren voordat de oorzaken van de crisis werkelijk uit de weg zijn geruimd.’
Waar is de unie?
Een van de oorzaken van die crisis is dat de euro een munt is van landen die op vele terreinen uiteenlopend beleid voeren.
Om te beginnen op het gebied waar de moderne samenleving het meest van afhankelijk is: energie. Frankrijk zweert al jaren bij kerncentrales om stroom op te wekken. Duitsland heeft kernenergie afgezworen sinds een vloedgolf een nucleaire centrale in Japan overspoelde en gebruikt vooral kolen. Nederland had aardgas. Engeland had Noordzee-olie maar bouwt nu kerncentrales.
Evenmin worden andere belangrijke zaken geüniformeerd. Er bestaat niet één Europese taal, er bestaat niet één Europees leger.
Ook willen we bij nader inzien niet één Europese arbeidsmarkt. Wat misschien wel de meest opmerkelijke ontwikkeling is. Op 17 augustus 2013 pleitte minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken onder de titel Code Oranje voor vrij werkverkeer binnen EU in de Volkskrant al voor
mindervrij werkverkeer. Bent U ook zo benieuwd waar deze omwenteling in het PvdA denken logischerwijs toe zal leiden? Niet naar meer Europese eenwording, zou ik denken.
Ook op de weg hapert die Europese eenwording: De nieuwe sociaal-christelijke coalitie in Duitsland wil tol heffen op de Autobahn.
Een gammel schuitje
Eenheid is dus ver te zoeken, en de individuele zwakte van een aantal lidstaten knaagt ook aan het vertrouwen in de gehele Europese Unie.
De Italiaanse staatsschuld bedraagt meer dan 2.000 miljard en die moet steeds opnieuw worden gefinancierd. Van de landen met de euro als munt, hebben alleen Duitsland, Finland en Luxemburg nog de hoogste kredietwaardigheid (maar Finland en Luxemburg hebben samen minder inwoners dan Zuid-Holland en Noord-Holland bij elkaar).
Wij zitten dus in een gammel schuitje. Hoe wordt dat schuitje in 2014 gestuurd? De Spaanse regering zei eind vorig jaar tot veler verrassing aan de 41 miljard euro die zij heeft gekregen om de Spaanse banken te steunen genoeg te hebben. De Griekse regering heeft aan de inmiddels van andere regeringen ontvangen 240 miljard ook genoeg, zegt de huidige premier, die ervan uitgaat dat wat verder nodig is dit jaar gewoon in de markt geleend kan worden. Hij moet nog steeds de eerste ambtenaar ontslaan.
Kan Alitalia de kerosinerekeningen niet meer betalen? Geen probleem: Alitalia krijgt nieuw kapitaal. Van wie? Van de Italiaanse Posterijen en van de banken Unicredit en Intesa Sanpaolo. Grootaandeelhouder AirFrance/KLM doet echter niet mee, omdat die geen vertrouwen heeft in te slappe reorganisatieplannen.
Even wonderbaarlijk is het dat het in Frankrijk meer geld kost om een fabriek te sluiten, dan om er een te bouwen. Minder wonderlijk is dat slechts veertien procent van de Fransen vertrouwen heeft in de toekomst.
En daarom …
klinkt Weidmann geloofwaardiger dan de overige genoemde presidenten. Eén munt voor uiteenlopende economieën met ieder een eigen regering is immers een onmogelijke zaak. In plaats van het mislukte stabiliteitspact waarmee de euro begonnen is, willen de Bundesbank en de Duitse regering daarom nu dat eurolanden onderling contracten sluiten over hun overheidsuitgaven. Waarom zou dat wel werken? De euro was een slecht idee en wordt alleen maar in stand gehouden omdat het zo riskant lijkt om ermee op te houden.
– Gregorius Brandewijn