‘De octopus! De octopus!’
'De octopus! De octopus!'
Deze recensie begint met de beschrijving van een Japanse prent uit 1815 met begeleidende tekst, waarop een naakte vrouw te zien is die wordt omtakeld door een octopus die haar met cunnilingus bedient – haar beft, zogezegd – terwijl zij uitroept: ‘U nare octopus! Uw zuigen aan de mond van mijn baarmoeder doet mij naar adem happen! Ah! Ja … ja, … daar! Met de zuignap, de zuignap! Tot vandaag noemden mannen mij de octopus! Een octopus! Hoe doe je dat? … Oh! Grenzen en grenzen voorbij! Ik ben verdwenen!’ Voordat u nu walgend naar de ‘unsubscribe’ knop reikt, wil ik u laten weten dat ik citeer uit een recensie van de London Review of Books. Dus voordat u mij afschrijft, zeg ik: “If I err, I err in good company.” Waar dit dan allemaal toe dient? Als u nu eens rustig gaat zitten zal ik het uitleggen. De octopus is een fenomenaal beest. De grootste weegt bijna 50 kilo en heeft tentakels van zes meter, maar kan zich door een gat wurmen dat niet groter is dan zijn oog. Ze hebben net als wij een centraal zenuwstelsel, maar tweederde van de neuronen zitten in de tentakels. Oh nee, armen: octopussen (octopi? octopus?) hebben geen tentakels maar armen. Die armen denken dus voor zichzelf. Ze kunnen problemen oplossen, leren van ervaringen, naäpen en misleiden. “Hun intelligentie lijkt op de onze, en is totaal anders. Als we willen weten hoe het zou zijn om een intelligent buitenaards wezen tegen te komen, dan moeten we een gesprek aanknopen met de octopus.” Octopussen zijn fascinerend voor ons mensen, ‘niet vanwege een gedeeld verleden, of verwantschap, maar omdat evolutie heeft besloten het brein twee keer op verschillende plaatsen te bouwen.’ Ik kan nog wel even doorgaan – maar lees deze recensie.